De laatste bewoners van cafe “De Koorenbeurs” waren Willem Crince en zijn vrouw. Het waren al oude mensen, toen ik naar de middelbare school in Terneuzen ging. ’s Morgens verzamelden we ons om half acht op de Markt en tien minuten later reden we dan in een lange sliert de polder in, richting school. Tijdens het wachten op elkaar, verscheen Willem Crince dan meestal. Pet op, dikke das om en zo verscheen hij in het deurgat en liep hij langs de gesloten luiken. Met één hand duwde hij tegen de ijzeren dwarsstang, met de andere tikte hij op het luik. Een teken voor z’n vrouw die binnen de “scheze” uit de ijzeren pin trok. Blijkbaar stond er nogal wat spanning op die pin. En Willem deed de luiken open en wij vertrokken. Een nieuwe schooldag tegemoet.
Willem was vroeger timmerman geweest. Zijn oude werkplaats stond tegenover het huis van dokter Kalkman in de Maarleveldstraat. Achter deze “werkwienkel” liepen wat kippen, die hij geregeld ging voeren. Dan zag je Willem over straat lopen met wat oud brood in een gebloemd email schoteltje. Even later kwam hij terug met wat eitjes. Willem had ook een grote moestuin. Nee, niet achter zijn huis, want daar was een klein plaatsje waar je eigenlijk “zonne noch maone” zag. Nee, z’n tuin lag achter de woning naast de pastorie, achter het huis van de familie Buijze – Calon. Het achterste deel was van hem. Je zag hem dan over de markt naar huis lopen met een “kapper, rieve of ’n immer mee ’n krop slao d’r op”
Z’n vrouw deed het café. M’n moeder wist nog te vertellen dat haar vader er ’s zondagsmiddags ging kaarten. Hij zal dan zeker een Oranjeboom gedronken hebben. Ikzelf ben maar een paar keer in dat café geweest. Via een luik in de planken vloer dook vrouw Crince dan in de kelder en kwam terug met een stuk of vijf dikbuikige ronde flesjes gele priklimonade, die ik er de zaterdag voor kermis ging halen. Het luik was in de buurt van het buffet, dat tegen de westgevel stond.
Na de aanleg van de vesting (1604), moet op deze hoek van de toegangsstraat naar de Markt, al vlug een woning zijn opgetrokken. Rond 1680 woont hier schepen Heijndrick Noordijk. Hij moest niet ver naar het stadhuis lopen, want dat stond schuin tegenover hem. Op de plaats waar later Willem Crince zijn werkplaats had. Daar stond het stadhuis met de pui ervoor, tot ca 1805 (2). Heijndrick en zijn vrouw Janneke Jons van de Maer maken bun testament op in 1685 (3).
Op 20 december 1706 verkoopt Abraham Willis dit huis aan Jan Brand en de bewoner is dan Jacob Eman, gehuwd met Lien van den Broucke. Op 15 april van het volgend jaar koopt Jacob een huis aan de Kerkstraat en het is vrijwel zeker dat hij zich daar vestigt. Een hele poos zijn de bewoners van het huis dan in nevelen gehuld.
Tot omstreeks 1759 woont hier Daniel Hendriks. In 1745 was hij grafdelver geworden voor de graven op het Buitenkerkhof (Nu Algemene Begraafplaats aan de Beukelsstraat), het Binnenkerkhof (nu Trefpunt aan de Kerkstraat) en de graven in de herv. Kerk. Verder was hij gerechtsbode. Deze functie noemen we nu gemeentebode en hij verkocht ook de turf. Deze werd in een officiele ton gedaan om de juiste maat te hebben. Daniel was de tenner Daniel stierf in 1759 (4).
Op 27 februan 1769 verkopen de erven van burgemeester Anthony van Vlaanderen en zijn overleden vrouw Cornelia Hendriks, dit huis aan Jacob Lefeber Tijdens een openbare verkopmg zet Jan Aarsen in op £ 31.0.0 (31 pond Vlaams = F 186,00), schipper David Kornehs verhoogt dit met £3.0.0, Willem Koene met £ 2.0.0 en dan komt Jacob Lefeber met een verhoging van £ 10.0.0 .In totaal dus £ 46.0.0. Jacob kan dit bedrag echter niet betalen en hij gaat een lening aan bij Abraham de Munck voor £ 50.0.0 tegen 4 %.Van beroep is Jacob rietdekker, een vak dat alleen gedurende een bepaalde periode van het jaar wordt uitgeoefend. Meestal in combinatie met loonslager. Maar daar hebben we veel van gevonden. Jacobus Lafeber, overleden 29-12-1773, gehuwd met Pieternella Verhage. Hij was rietdekker, diverse boeren moesten hem nog betalen. Op het laatst van zijn leven was hij in behandelmg geweest bij de IJzendijkse huisarts M. Bruckner, die kort voor Jacob Lefeber stierf.
Jacob woont hier niet zo lang: hij sterft en zijn nalatenschap wordt op 28 maart 1774 verkocht. Het huis komt in handen van Isaac Schijve, die het koopt voor £ 70.0.0 .Schijve sluit hiervoor een lening bij Aarnout van Oosdorp van £ 200.0.0 ook tegen 4 % (5).
Drie jaar later, op 28 apnl 1777, verkoopt Isaac Schijve, die zelf in de Kerkstraat woont, dit hoekhuis aan schipper David Kornehs. Ook voor deze man was de aankoop van dit pand een vorm van geld beleggen hij had een woning aan de Markt [nu het Harmkje], met daarachter een grote schuur en uitgang op de Hoogstraat .Kornelis was de beurtschipper op Middelburg en zijn vrouw had een winkel aan huis. In 1780 komen we hier Willem Gerrits tegen.
In 1830 woonden hier al emge tijd Louis Cornelis Bertou, kleermaker, geboren Biervliet 1788, en in 1812 uit Groede gekomen. Hij trouwde met Francina van der Lycke, geboren Groede 1780. Inwonend was haar broer Abraham, die ook kleermaker was. In 1823 kwam daar nog Jerommus Geldhof bij, een wever uit Oost-Eeklo. De man overlijdt op 14-10-1836. Francina staat dan te boek als winkelierster en zoon Jacob (1823) is timmerman. Zijn zuster Suzanna Louisa geboren Biervliet op 12-10-1817, trouwt met Jacob Rijnberg, die in Sint- Annaland is geboren (1817). Zij wonen in bij Francina, die in 1855 overlijdt. Susanna overlijdt in 1879 en dan verschijnt de familie Crince.
Johannes Jacob Crince, werd geboren in Schoondijke. Hij kwam naar Biervliet (mei 1864) en werd molenaarsknecht (zeer waarschijnlijk) op de molen van Johannes van Houte bij Driewegen, die een jaar eerder de molen had overgenomen van zijn schoonvader. Die molen stond in de noordoosthoek van de Oranjepolder. Hier ontstond rond 1800 een buurtschap met de naam: De Nieuwlandse Molen, nadat daar in 1797 een molen was gebouwd.
Johannes Jacob trouwt in 1872 met de dochter van de gemeentesecretaris, Johanna Maria Baert. Zij is dan naaister . Zij wordt later (1882) onderwijzeres voor handwerken aan de lagere school. Johannes treedt in 1914 tot het hervormd kerkbestuur toe. Ze beginnen in 1880 hier een cafe, genaamd “De Koorenbeurs”. Hier zijn heel wat openbare verkopingen gehouden. Het was de plaats waar heel wat gehandeld werd door boeren en kooplieden. Johannes overlijdt in 1919. Zoon Willem is inmiddels timmerman geworden. In deze herberg is hij geboren in 1886. HIJ trouwt in Groede (1925) met huishoudster Catlina Cove, geboren in Axel (1888), zoais we al eerder schreven.
Indeling van het gebouw
De toegang tot cafe was aan de Maaleveldstraat, voor 1951 de Raadhuisstraat geheten. Via een portaal kwam je in ‘d’erberge” waar een zestal tafeltjes met vier stoelen erom heen de ruimte vulden. Tegen de wand was een smal buffet. Eén deur in de westgevel gaf toegang tot het keuken en van daaruit kon je op een klein binnenplaatsje komen. De andere deur in het cafe kwam uit op de gang. In de gang was een voordeur die niet werd gebruikt en een slaapkamerdeur. Ook stond er een ladder om op zolder te komen De voordeur aan de markt had een trap met vier treden waarop blauwe en rode plavuizen lagen, het huidige bordes was er niet.
Aan de fundamenten van de oostgevel buiten is duidelijk te zien dat eertijds dit gebouw is samengevoegd uit twee woningen Het noordelijke deel, het latere cafe, was “onderkelderd”. Via een luik bij de toog en buiten met een schuine “keldervalle” was de kelder toegankelijk. Wekelijks kwam brouwer Willem Brumooge uit IJzendijke de voorraad aanvullen. Kenmerkend is de schampaal op de hoek van de Markt. Die diende eertijds om de boerenwagens uit de buurt van het gebouw te houden. Het is uit hun nalatenschap dat de gemeente Biervliet het pand kocht om er een bibliotheek in te vestigen.
Omstreeks 2003 werden de luiken en de naamplank aangebracht. In oktober 2004 onthulde burgemeester Jan Lonink een bronzen plaquette aan de zijgevel van de bibliotheek met daarop de namen van de Biervlietse burgerslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. In 2013 werd het pand overgenomen door H4A en totaal gerenoveerd waardoor de locatie gebruikt kon worden als vergaderlocatie.